Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·bod·zij·de
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord aanbodzijde aanbodzijdes
aanbodzijden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de aanbodzijdev / m

  1. (economie) de kant van de leveranciers / verkopers / arbeidskrachten op een markt van vraag en aanbod
     Aan de aanbodzijde van de arbeidsmarkt ziet Kolthof een afname van financiële starters. 'Veel studenten gaan langer doorleren om hun kansen op de markt te verhogen. Als zij over een tijdje op de markt komen, zal er best werk te vinden zijn.'[1]
     Bij wonen blijkt vooral het aanbod aan en de vraag naar appartementen volledig uit balans. In de prognose tot 2020 is de vraag naar nieuwbouw van appartementen 80. Aan aanbodzijde is in bestemmingsplannen inclusief bouwplannen met vergunning ruimte voor 1551 appartementen.[2]
     Aan de aanbodzijde komt het door extreme bodemerosie, groeiende watertekorten en een oplopende temperatuur. Als we deze trends niet kunnen omkeren, zal voedsel schaarser worden, honger toenemen en het hele maatschappelijk bestel uiteindelijk in elkaar storten.[3]
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    04-04-2011
    “Gezocht: financeprofessionals met empathie” (Annette Posthumus), Tubantia
  2.   Weblink bron
    Roel Lutkenhaus
    “Stukken plan Usseler es schrappen” (04-09-2012), Tubantia
  3.   Weblink bron
    Lester Brown
    “'Wereld gaat periode in van chronische voedselschaarste'” (08-02-2013), Tubantia