• aan·bla·zen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
aanblazen
blies aan
aangeblazen
klasse 7 volledig

aanblazen

  1. overgankelijk (van een vuur of een oven) aanwakkeren, door erop te blazen of door lucht aan te voeren
    • De smeltovens worden aangeblazen met hete lucht. 
  2. overgankelijk (muziek) (van een blaasinstrument) doen klinken, door er op de juiste manier in te blazen
    • Het aanblazen van een dwarsfluit is bepaald niet eenvoudig. 
89 % van de Nederlanders;
91 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be