aanblazen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van aanblazen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | aanblazen | aan te blazen | ||||||||
toekomend | zullen aanblazen aan zullen blazen |
te zullen aanblazen aan te zullen blazen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben aangeblazen | te hebben aangeblazen | ||||||||
toekomend | aangeblazen zullen hebben | aangeblazen te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
aanblazend | aangeblazen | ev. blaas aan |
mv. verouderd blaast aan |
blaze aan (bijzin) aanblaze | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | blaas aan | blaast aan | blaast aan | blaast aan | blaast aan | blazen aan | blazen aan | blazen aan | |||
verleden (o.v.t.) | blies aan | blies aan | blies aan | bliest aan | blies aan | bliezen aan | bliezen aan | bliezen aan | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal aanblazen | zult/zal aanblazen | zult/zal aanblazen | zult aanblazen | zal aanblazen | zullen aanblazen | zullen aanblazen | zullen aanblazen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou aanblazen | zou aanblazen | zou(dt) aanblazen | zoudt aanblazen | zou aanblazen | zouden aanblazen | zouden aanblazen | zouden aanblazen | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | aanblaas | aanblaast | aanblaast | aanblaast | aanblaast | aanblazen | aanblazen | aanblazen | |||
verleden (o.v.t.) | aanblies | aanblies | aanblies | aanbliest | aanblies | aanbliezen | aanbliezen | aanbliezen | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal aanblazen aan zal blazen |
zult/zal aanblazen aan zult/zal blazen |
zult/zal aanblazen aan zult/zal blazen |
zult aanblazen aan zult blazen |
zal aanblazen aan zal blazen |
zullen aanblazen aan zullen blazen |
zullen aanblazen aan zullen blazen |
zullen aanblazen aan zullen blazen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou aanblazen aan zou blazen |
zou aanblazen aan zou blazen |
zou(dt) aanblazen aan zou(dt) blazen |
zoudt aanblazen aan zoudt blazen |
zou aanblazen aan zou blazen |
zouden aanblazen aan zouden blazen |
zouden aanblazen aan zouden blazen |
zouden aanblazen aan zouden blazen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb aangeblazen | hebt aangeblazen | hebt/heeft aangeblazen | hebt aangeblazen | heeft aangeblazen | hebben aangeblazen | hebben aangeblazen | hebben aangeblazen | |||
verleden (v.v.t.) | had aangeblazen | had aangeblazen | had aangeblazen | hadt aangeblazen | had aangeblazen | hadden aangeblazen | hadden aangeblazen | hadden aangeblazen | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal aangeblazen hebben | zal/zult aangeblazen hebben | zult/zal aangeblazen hebben | zult aangeblazen hebben | zal aangeblazen hebben | zullen aangeblazen hebben | zullen aangeblazen hebben | zullen aangeblazen hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou aangeblazen hebben | zou aangeblazen hebben | zou/zoudt aangeblazen hebben | zoudt aangeblazen hebben | zou aangeblazen hebben | zouden aangeblazen hebben | zouden aangeblazen hebben | zouden aangeblazen hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm aangeblazen worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt aangeblazen | er is aangeblazen | |||||||||
verleden | er werd aangeblazen | er was aangeblazen | |||||||||
toekomend | er zal aangeblazen worden | er zal aangeblazen zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou aangeblazen worden | er zou aangeblazen zijn | |||||||||
lijdende vorm aangeblazen worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | aangeblazen worden | aangeblazen te worden | ||||||||
toekomend | aangeblazen zullen worden | aangeblazen te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | aangeblazen zijn | aangeblazen te zijn | ||||||||
toekomend | aangeblazen zullen zijn | aangeblazen te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word aangeblazen | wordt aangeblazen | wordt aangeblazen | wordt aangeblazen | wordt aangeblazen | worden aangeblazen | worden aangeblazen | worden aangeblazen | |||
verleden (o.v.t.) | werd aangeblazen | werd aangeblazen | werd aangeblazen | werdt aangeblazen | werd aangeblazen | werden aangeblazen | werden aangeblazen | werden aangeblazen | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal aangeblazen worden | zult aangeblazen worden | zult aangeblazen worden | zult aangeblazen worden | zal aangeblazen worden | zullen aangeblazen worden | zullen aangeblazen worden | zullen aangeblazen worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou aangeblazen worden | zou aangeblazen worden | zou/zoudt aangeblazen worden | zoudt aangeblazen worden | zou aangeblazen worden | zouden aangeblazen worden | zouden aangeblazen worden | zouden aangeblazen worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben aangeblazen | bent aangeblazen | bent/is aangeblazen | zijt aangeblazen | is aangeblazen | zijn aangeblazen | zijn aangeblazen | zijn aangeblazen | |||
verleden (v.v.t.) | was aangeblazen | was aangeblazen | was aangeblazen | waart aangeblazen | was aangeblazen | waren aangeblazen | waren aangeblazen | waren aangeblazen | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal aangeblazen zijn | zult aangeblazen zijn | zult aangeblazen zijn | zult aangeblazen zijn | zal aangeblazen zijn | zullen aangeblazen zijn | zullen aangeblazen zijn | zullen aangeblazen zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou aangeblazen zijn | zou aangeblazen zijn | zou/zoudt aangeblazen zijn | zoudt aangeblazen zijn | zou aangeblazen zijn | zouden aangeblazen zijn | zouden aangeblazen zijn | zouden aangeblazen zijn |