aanbesteden
naamwoord van handeling | |
---|---|
zelfstandig | bijvoeglijk |
aanbesteden | aanbesteed |
aanbesteding |
- Geluid: aanbesteden (hulp, bestand)
- IPA: / ˈambəˌstedə(n) / (4 lettergrepen)
- aan·be·ste·den
- samenstelling van aan vz en besteden ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
aanbesteden |
besteedde aan |
aanbesteed |
zwak -d | volledig |
aanbesteden
- overgankelijk uitvoering opdragen aan een uitgekozen aannemer
- Wij zullen dit aanbesteden aan het CIZ.
- overgankelijk aan aannemers de kans geven om uitgekozen te worden voor een werk of levering
- Is de totale waarde minder, dan mag ook enkelvoudig onderhands aanbesteed worden.
- overgankelijk geld besteden om een bepaald doel te bereiken
- Een aanbesteed bedrag.
- Onderstaande vertalingen dienen nagekeken te worden en omgezet in de bovenstaande tabellen. Nummers na de vertalingen komen niet noodzakelijk overeen met de opgegeven definities. Voor meer uitleg zie WikiWoordenboek:Hoe vertalingen nakijken.
1.
|
- Het woord aanbesteden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "aanbesteden" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be