Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • Vi·king
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord Viking Vikingen
Vikings
verkleinwoord Vikinkje Vikinkjes

Zelfstandig naamwoord

de Vikingm

  1. Scandinavische krijger, behorend tot de noordelijke tak van de Germanen
    • Vikingen namen toen zij hier kwamen prachtige schatten met zich mee, machtige strijders waren hun leiders zwierven al over zee.[3] 
Schrijfwijzen
  • viking (officiële spelling van 1955 tot 2006)
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen