skileraar
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ski·le·raar
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van ski en leraar zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | skileraar | skileraren skileraars |
verkleinwoord | skileraartje | skileraartjes |
Zelfstandig naamwoord
de skileraar m
- (onderwijs) (beroep) (wintersport) iemand die skiles geeft
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord skileraar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "skileraar" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be