Pennsylvania-Duits

Uitspraak
Woordafbreking
  • Schlan·ge·dok·der
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud
(onbepaald)
enkelvoud
(bepaald)
meervoud
(onbepaald)
meervoud
(bepaald)
nominatief en Schlangedokder der Schlangedokder Schlangedokder die Schlangedokder
datief me Schlangedokder em Schlangedokder Schlangedokder de Schlangedokder
accusatief en Schlangedokder der Schlangedokder Schlangedokder die Schlangedokder

Zelfstandig naamwoord

Schlangedokder, m

  1. (libellen) libelle
Schrijfwijzen

 Schlangehieder zn 

Opmerkingen