Pennsylvania-Duits

Uitspraak
Woordafbreking
  • Schen·kel·gno·che
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud
(onbepaald)
enkelvoud
(bepaald)
meervoud
(onbepaald)
meervoud
(bepaald)
nominatief en Schenkelgnoche der Schenkelgnoche Schenkelgnoche die Schenkelgnoche
datief me Schenkelgnoche em Schenkelgnoche Schenkelgnoche de Schenkelgnoche
accusatief en Schenkelgnoche der Schenkelgnoche Schenkelgnoche die Schenkelgnoche

Zelfstandig naamwoord

Schenkelgnoche, m

  1. (anatomie) schenkelbeen, femur
Opmerkingen