Schaltuhr
- Schalt·uhr
Schaltuhr v
- schakelklok, toestel waar je de tijd kan in instellen waarop bijvoorbeeld een lamp moet aan gaan
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | Schaltuhr | Schaltuhren |
genitief | Schaltuhr | Schaltuhren |
datief | Schaltuhr | Schaltuhren |
accusatief | Schaltuhr | Schaltuhren |