Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • Rijn·boog
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord Rijnboog Rijnbogen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de Rijnboogm

  1. (aardrijkskunde) deel van de rivier de Rijn dat van boven gezien een stukje van een grote cirkel lijkt
      Voor wat de verbinding van Rotterdam met het Rijngebied betreft, zou men deze, veel meer ook dan nu het geval is, willen zoeken in een directe afsnijding van den grooten Rijnboog, in plaats van om den buitenbocht heen, dus van Rotterdam uit in Z.O.-richting door de Betuwe of via Moerdijk-Venlo of via Roermond of zelfs via Heerlen-Aken.[2]
  2. (aardrijkskunde) gebied dat in een kromming van de Rijn ligt
enkelvoud meervoud
naamwoord Rijnboog -
verkleinwoord - -

Eigennaam

Rijnboog m

  1. (politiek) plangebied in de binnenstad van Arnhem
     De instellingen worden gehuisvest in twee verschillende gebouwen bij de haven, die deel gaat uitmaken van de toekomstige Rijnboog.[3]

Gangbaarheid

32 % van de Nederlanders;
19 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Martin Steenbeeke
    “Arnhem wil een echte stad worden” (20 februari 2004) op nrc.nl  
  2.   Weblink bron
    Boerman, W.E.
    “Wegen : rede uitgesproken ter gelegenheid der dertiende herdenking van de stichting der Nederlandsche Handels-Hoogeschool”, overdruk uit Jaarboek 1925-1926 (1926), Nederlandsche Vereeniging voor Hooger Handelsonderwijs (Nederlandsche Handelshoogeschool), Rotterdam, p. 21
  3.   Weblink bron “Arnhem steekt 120 mln in nieuwbouw voor cultuur” (26 november 2007) op nrc.nl  
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be