• Mee·ning
enkelvoud
(onbepaald)
enkelvoud
(bepaald)
meervoud
(onbepaald)
meervoud
(bepaald)
nominatief en Meening die Meening Meeninge die Meeninge
datief re Meening der Meening Meeninge de Meeninge
accusatief en Meening die Meening Meeninge die Meeninge

Meening, v

  1. betekenis
    «Efders kumme die Naame vun Pennsylvaanias Rewwere vun de Insching un hen en arrig eefache Meening
    Vaak zijn de namen van de rivieren van Pennsylvania afkomstig van de Indianen en hebben ze een heel eenvoudige betekenis.
  2. bedoeling, voornemen
  3. mening
  • eem die Meening saage
    iemand de mening zeggen