Lodewijk
- Lo·de·wijk
enkelvoud | bezitsvorm | meervoud | |
---|---|---|---|
naamwoord | Lodewijk | Lodewijks | Lodewijken |
verkleinwoord | Lodewijkje | Lodewijkjes | Lodewijkjes |
Lodewijk m
- (mannelijke naam) eigennaam van Frankische herkomst: Hlodovech lat. Clovis
- ▸ Een zwart-wit beeld uit de jaren vijftig van de vorige eeuw: regen op het Lodewijk Napoleonplein in Assen, een man met een paraplu laat zijn honden uit, huizen van baksteen onder steile driehoekige daken. Er is maar een verbinding met het beeld van de schamele behuizingen in Tutwiler, Mississippi: de blues.[1]
- (spellingsalfabet) spelwoord van het Nederlandse spellingalfabet voor de letter l
- [2] spellingalfabet
- ↑
Weblink bron “Window of my eyes: Harry Muskee en de verloren tijd” (zaterdag 16 januari 2016, 13:44), NOS