• Lo·de·wijk
enkelvoudbezitsvorm meervoud
naamwoord LodewijkLodewijks Lodewijken
verkleinwoord LodewijkjeLodewijkjes Lodewijkjes

Lodewijk m

  1. (mannelijke naam) eigennaam van Frankische herkomst: Hlodovech lat. Clovis
     Een zwart-wit beeld uit de jaren vijftig van de vorige eeuw: regen op het Lodewijk Napoleonplein in Assen, een man met een paraplu laat zijn honden uit, huizen van baksteen onder steile driehoekige daken. Er is maar een verbinding met het beeld van de schamele behuizingen in Tutwiler, Mississippi: de blues.[1]
  2. (spellingsalfabet) spelwoord van het Nederlandse spellingalfabet voor de letter l
  1. Bronlink geraadpleegd op 11 mei 2025 Weblink bron “Window of my eyes: Harry Muskee en de verloren tijd” (zaterdag 16 januari 2016, 13:44), NOS