• Jagd
  • Afkomstig uit het Middelhoogduits
enkelvoud meervoud
nominatief die Jagd die Jagden
genitief der Jagd der Jagden
datief der Jagd den Jagden
accusatief die Jagd die Jagden

Jagd, v

  1. (jachttaal) jacht, (het) jagen
  2. (jachttaal) jachtgebied, jachtgrond, jachtterrein
  3. achtervolging, jacht, vervolging (van een persoon)
  4. (figuurlijk) jacht (bijv. naar fortuin)
  • [1]: jachttaal: die hohe Jagd
de jacht op groot wild
  • [1]: jachttaal: die niedere Jagd
de jacht op klein wild
  • [4]: Jagd machen auf
jacht maken op