Iberische beekjuffer

Nederlands

 
Uitspraak
  • (IPA in voorbereiding)
Woordafbreking
  • Ibe·ri·sche beek·juf·fer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord Iberische beekjuffer Iberische beekjuffers
verkleinwoord Iberisch beekjuffertje Iberische beekjuffertjes

Zelfstandig naamwoord

de Iberische beekjufferv

  1. (libellen) Calopteryx xanthostoma   een juffer (Zygoptera) uit de familie van de beekjuffers (Calopterygidae). Anders dan bij de weidebeekjuffer (Calopteryx splendens), loopt de donkere band in de vleugels door tot aan de punt. Vliegt van april tot september
Hyperoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie