• He·xen·be·sen
Naar frequentie zeldzaam
enkelvoud meervoud
nominatief der Hexenbesen die Hexenbesen
genitief des Hexenbesens der Hexenbesen
datief dem Hexenbesen den Hexenbesen
accusatief den Hexenbesen die Hexenbesen

Hexenbesen, m

  1. (mythologie) heksenbezem
    «Auch Utensilien für die Party gehören dazu, wie der Hexenbesen, eine Laterne oder eine Gruselmaske.»
    Ook zijn gebruiksvoorwerpen voor het feest inbegrepen, zoals de heksenbezem, een lantaarn of een gruwelmasker.
  2. (plantkunde) heksenbezem
    «In den Niederlanden sind Hexenbesen häufig in Birken Betula pendula   zu sehen.»
    In Nederland zijn heksenbezems vaak in berkenbomen (Betula pendula) te zien.
  • [1]: auf einem Hexenbesen reiten
op een heksenbezem rijden