De Haarlemmerdijk rond 1900.
  • Haar·lem·mer·dijk
enkelvoud bezitsvorm meervoud
naamwoord Haarlemmerdijk - -
verkleinwoord - - -

de Haarlemmerdijkm

  1. (toponiem) naam van een straat in Amsterdam
     Over de Haarlemmerdijk suizen er deze maandag tussen vijf en zes uur ’s avonds 56 bezorgers langs op e-bikes, zo leert een uurtje turven.[1]
     Eduards vader koopt het huis aan de Haarlemmerdijk, waar hij blijkbaar als huurder reeds woonde.[2]
  2. (toponiem) naam van de buurt in Amsterdam die uit de gelijknamige straat en haar directe omgeving bestaat
    Tot het begin van de 20e eeuw was dit een buurt met een eigen dialect en bewoners die bekendstonden als lomp en grof [3]
     Als je dat allemaal analyseert, blijven er volgens Van der Sijs zeven Amsterdamse taalvarianten over. (…) Verder is het duidelijk dat er in het oosten van het centrum (Kattenburg) anders gesproken werd dan in het Westen (Haarlemmerdijk).[4]
     Maar het eigenlijke kernpunt van Amsterdam is de Haarlemmerdijk, de Zeedijk en de Jordaan, vooral deze laatste buurt, want hier wonen veel geslachten onafgebroken, of ten minste zonder de stad te verlaten.[5]
  • [2] haarlemmerdijkies maken
    zich op straat provocerend gedragen
  1.   Weblink bron
    Thijs Niemantsverdriet
    “Keihard fietsen en niet opletten. Overlast door flitsbezorgers op e-bikes neemt toe in Amsterdam” (19 november 2021) op nrc.nl  
  2. “Volledige werken. Deel 8. Brieven en dokumenten uit de jaren 1820-1846.” (1954), G.A. van Oorschot, Amsterdam, p. 46
  3. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  4.   Weblink bron
    Berthold van Maris
    “In de Kalverstraat sprak men het fraaist” (6 januari 2020) op nrc.nl  
  5.   Weblink bron
    F. Erens
    Isaac Israels. in: Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift., jrg. 10 deel 20 nr. 7 (juli 1900), Elsevier, Amsterdam