Haarlemmer
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: Haarlemmer (hulp, bestand)
Woordafbreking
- Haar·lem·mer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | Haarlemmer | Haarlemmers |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de Haarlemmer m
- (demoniem) een inwoner van Haarlem, of iemand afkomstig uit Haarlem
Verwante begrippen
Demoniemen bij Haarlem in het Nederlands | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
inwoner: Haarlemmer • inwoonster: Haarlemse • bijvoeglijk: Haarlems, Haarlemmer |
stellend | |
---|---|
onverbogen | Haarlemmer |
verbogen | - |
Bijvoeglijk naamwoord
Haarlemmer
- (demoniem) op Haarlem betrekking hebbend
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Gangbaarheid
- Het woord Haarlemmer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.