Sitzender Halbakt mit blauem Haarband, Gemälde von Egon Schiele (1890-1918)
Zittend halfnaakt met blauwe haarband, schilderij van Egon Schiele (1890-1918)
  • Haar·band
Naar frequentie 48967
enkelvoud meervoud
nominatief das Haarband die Haarbänder
genitief des Haarbandes
des Haarbands
der Haarbänder
datief dem Haarband den Haarbändern
accusatief das Haarband die Haarbänder

Haarband, o

  1. (kleding), (sport) haarband, haarlint
    «Ein Haarband kann natürlich gut verwendet werden, wenn das Haar die Sicht stört.»
    Een haarband kan uiteraard goed gebruikt worden wanneer het haar voor het gezicht in de weg zit.