• IPA: /frantsɔʊ̯s/
  • Fran·couz
  • Afgeleid van het Duitse zelfstandig naamwoord Franzose

Francouz m bezield

  1. (demoniem) Fransman; een man met de Franse nationaliteit
  2. (demoniem) Fransman; een man behorend tot het Franse volk
    «Francouzi o svých ženách skoro nikdy nehovoří.»
    Fransozen spreken bijna nooit over hun vrouwen.
    «Francie je známa jako země sýrů, vína a Francouzů
    Frankrijk is bekend als het land van de kazen, wijn en fransozen.