Pennsylvania-Duits

Uitspraak
Woordafbreking
  • Ee·che·baam
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud
(onbepaald)
enkelvoud
(bepaald)
meervoud
(onbepaald)
meervoud
(bepaald)
nominatief en Eechebaam der Eechebaam Eechebaem die Eechebaem
datief me Eechebaam em Eechebaam Eechebaem de Eechebaem
accusatief en Eechebaam der Eechebaam Eechebaem die Eechebaem

Zelfstandig naamwoord

Eechebaam, m

  1. (plantkunde) eik, eikenboom
    «Nooch em Graasmaehe, hab ich Bledder vun meine Maebel- un Eechebaam uffgepickt.»
    Nadat ik het gras had gemaaid, raapte ik bladeren op van mijn esdoorn en van mijn eikenboom.
Synoniemen
Hyperoniemen
Verwante begrippen
Opmerkingen