Niet te verwarren met: cis
  • Cis
  • C met het achtervoegsel -is
enkelvoud meervoud
naamwoord Cis -
verkleinwoord - -

de Cisv / m

  1. (muziek), (afkorting) afkorting van “Cis-majeur
  • Men schrijft een hoofdletter Cis bij “grote terts” en “majeur”, een kleine letter bij: “kleine terts”, “mineur” en de naam van een toon.

Cis

  1. (muziek) symbool van het “Cis-majeurakkoord”


  • Cis

Cis o

  1. (muziek), (afkorting): afkorting van “Cis-Dur” (Cis-majeur)
    «Eine Sonate in Cis
    Een sonate in Cis.
  • Men schrijft "Cis-Dur" met een hoofdletter, "cis-Moll" en de naam van een toon, met een kleine letter