Antidoton

Duits

Uitspraak

• IPA: /ˈantidotɔn/

Woordafbreking

• An·ti·do·ton

Woordherkomst en -opbouw

• Komt van het Latijnse antidotum, dat weer van het Griekse αντίδοτο (antídoto) "het daartegen gegevene" stamt. Dit Griekse is uit de woorden αντί (antí) "tegen" en δεδομένος (dedoménos) "gegeven" samengesteld.

Zelfstandig naamwoord

Antidoton o

1. antidotum

Verbuiging

	enkelvoud	meervoud
nominatief	das Antidoton	die Antidota
genitief	des Antidotons	der Antidota
datief	dem Antidoton	den Antidota
accusatief	das Antidoton	die Antidota

Synoniemen

• Antidot; Gegenmittel, Gegengift

Verwante begrippen

• Antiserum, Antitoxin, Gegenserum

Antoniemen

• Giftstoff, Toxin; Antidos

Hyperoniemen

• Substanz

Hyponiemen

• Antikörper