Duits

Uitspraak
  • IPA: /aˈminozɔɪ̯ʀə/
Woordafbreking
  • Ami·no·säu·re
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

Aminosäure v

  1. (biochemie), (medisch) aminozuur
    «Es gibt essentielle, semiessentielle und nicht-essentielle Aminosäuren
    Er zijn essentiële, middelmatig essentiële en niet-essentiële aminozuren.
Verbuiging
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen