• сви-нья́
enkelvoud meervoud
nominatief свинья́ сви́ньи
genitief свиньи́ свине́й
datief свинье́ сви́ньям
accusatief свинью́ свине́й
instrumentalis свиньёй
свиньёю
сви́ньями
locatief свинье́ сви́ньях

свинья v

  1. (evenhoevigen), (veeteelt) varken, zwijn
  2. zeug; vrouwtjeszwijn
  3. (scheldwoord) slordig persoon
  4. (scheldwoord) schurk, oneerlijk, gewetenloos persoon