его

  1. genitief m/o: op, van hem, het
    Я ждал его.
    «Ik wachtte op hem»
  2. accusatief m/o: hem, het
    Английский язык. Как его выучить?
    «De Engelse taal. Hoe deze te leren?»
na voorzetsel: него
enkelvoud meervoud
m v o m/v/o
alle getallen
en naamvallen
егоеёегоих
его
  1. m/o: zijn, ervan
    Аборт и его последствия.
    «Abortus en de gevolgen ervan.»
(ook na voorzetsel)