• žá·dat

žádat imperfectief  

  1. eisen, verlangen
    «Žádáme jen, aby byli viníci potrestáni.»
    Wij eisen alleen dat de daders gestraft worden.
  2. verzoeken, vragen
    «Žádám vás o prominutí, už se to nebude opakovat.»
    Ik vraag jullie om vergiffenis, het zal niet meer gebeuren.
  1. požadovat imperfectief, ždát
  2. prosit imperfectief
  1. nežádat imperfectief
  2. nežádat imperfectief