Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zwik·boor
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zwikboor zwikboren
verkleinwoord zwikboortje zwikboortjes

Zelfstandig naamwoord

de zwikboorv / m

  1. (gereedschap) een rechte boor met aan het einde een stevige kruk voor het draaien met de hand
    • Met een zwikboor kun je een zwikgat in een vat boren om lucht in het vat te laten. 
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid