• zwij·nen·boel
enkelvoud meervoud
naamwoord zwijnenboel -
verkleinwoord - -

de zwijnenboelm

  1. een bende, een vuile troep
    • Wat een zwijnenboel is het in je kamer! 
85 % van de Nederlanders;
91 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be