zwemles
- zwem·les
- samenstelling van zwem ww en les
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zwemles | zwemlessen |
verkleinwoord | zwemlesje | zwemlesjes |
- (sport), (onderwijs) gelegenheid waarbij iemand beroepsmatig anderen leert zwemmen
- De zwemles begon om drie uur 's middags.
- ▸ Ik herinnerde me lange, warme dagen, waarop we met de boot de lagune oproeiden en zo'n beetje zwemles kregen van Antonio Farfalla, die voor zijn inspanningen beloond werd met een stukje beeldhouwwerk uit mijn vaders studio.[1]
- Het woord zwemles staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zwemles" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Victoria Holt“De Engelse gouvernante” (1981), Saga, ISBN 9788726484823
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be