• zweef·vlie·ger
enkelvoud meervoud
naamwoord zweefvlieger zweefvliegers
verkleinwoord zweefvliegertje zweefvliegertjes

de zweefvliegerm

  1. een piloot die een zweefvliegtuig bestuurt en/of die de sport zweefvliegen beoefent
    • Hij is een zeer fanatieke zweefvlieger.