zweefvlieger
- zweef·vlie·ger
- afgeleid van zweefvliegen met het achtervoegsel -er
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zweefvlieger | zweefvliegers |
verkleinwoord | zweefvliegertje | zweefvliegertjes |
de zweefvlieger m
- een piloot die een zweefvliegtuig bestuurt en/of die de sport zweefvliegen beoefent
- Hij is een zeer fanatieke zweefvlieger.
1. een piloot die een zweefvliegtuig bestuurt en/of die de sport zweefvliegen beoefent
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Het woord zweefvlieger staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.