zomertruffel
- zo·mer·truf·fel
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zomertruffel | zomertruffels |
verkleinwoord |
- (schimmels) Tuber aestivum truffel die in de zomer rijp is
- ▸ Daarna verschijnt een mals gebraad van Bonte Bentheimer op tafel. Dit hoofdgerecht wordt geserveerd op een stamppotje van rucola, gedroogde tomaat en groene asperges, met een jus van zomertruffel. De bijpassende wijn is een Italiaanse Cabernet Montelvini, ook van Baeten Vinopolis.[2]
- ▸ Aanschuiven voor een menu du marché, culinaire verwennerij voor 24 euro. Misschien wordt vandaag wel zomertruffel geserveerd...[3]
- ▸ Je hebt ook zomertruffel hoor. Die zijn volledig wit van binnen. Zelf vind ik die minder smakelijk’’, zegt Jaspers.[4]
1. truffel die in de zomer rijp is
- Het woord zomertruffel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Hans Avontuur“Zomerzon in de Franse Luberon” (17-08-2015), Tubantia
- ↑ Weblink bron Marie-Louise Hoogendoorn“Het truffelseizoen is geopend: Julius Jaspers vertelt alles over de truffel” (08-11-2018), Tubantia