Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zoet·ge·vooisd
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen zoetgevooisd zoetgevooisder zoetgevooisdst
verbogen zoetgevooisde zoetgevooisdere zoetgevooisdste
partitief zoetgevooisds zoetgevooisders -

Bijvoeglijk naamwoord

zoetgevooisd

  1. met een prachtig, oorstrelend stemgeluid
    • Eveneens zong er de wonderschoone zoetgevooisde distelvink of kwam soms een kwikstaart aangevlerkt.[2] 
    • Tweeënhalf jaar hebben we moeten wachten om de zoetgevooisde stem van Adele weer door onze radio te horen galmen.[3] 
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

73 % van de Nederlanders;
61 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen