Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zoen·of·fer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zoenoffer zoenoffers
verkleinwoord zoenoffertje zoenoffertjes

Zelfstandig naamwoord

het zoenoffero

  1. (religie) een offer dat gebracht wordt om verzoening (van zonden) te bewerkstelligen
    • Volgens Leviticus 16:9 moet Aäron op de Grote Verzoendag een bok waarop het lot van de Here valt als zoenoffer offeren. 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

89 % van de Nederlanders;
89 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be