zitpenning
- Geluid: zitpenning (hulp, bestand)
- zit·pen·ning
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zitpenning | zitpenningen |
verkleinwoord |
de zitpenning m
- vergoeding die iemand ontvangt om bij vergaderingen e.d. aanwezig te zijn
- Marijnen is daarnaast door de stad opgescheept met een politiek samengesteld bestuur. Twaalf man waarvan er volgens hem niet meer dan drie in theater zijn geïnteresseerd. “De rest verzamelt zitpenningen. Die kijken om negen uur op hun horloge want dan moeten ze naar de volgende vergadering - ook vanwege de centen.” [2]
- Jan Callebaut, een van de auteurs van Het Merk België, legde me uit: „Als je dan een gemeenschappelijk punt tussen Belgen zou moeten vaststellen, is het een zeker cynisme tegenover de eigen context.” Een cynisme dat er onder meer in resulteert dat de Parti Socialiste na decennia van schandalen en meer recent de ontdekking dat ze bij een daklozenorganisatie tonnen aan zitpenningen inden, tóch weer gewoon opklimt in de peilingen. „Ach, iedereen sjoemelt, zij geven het tenminste toe”, vertrouwde iemand me toe. [3]
- Het woord zitpenning staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zitpenning" herkend door:
44 % | van de Nederlanders; |
88 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Folkert Jensma 27 maart 1993 "Brussel is net Palermo, maar dan zonder lijken'
- ↑ NRC Anouk van Kampen 2 mei 2018 De Belgen lachen gelukkig om hun kafkaëske bureaucratie
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be