stoel met een los zitkussen
  • zit·kus·sen
enkelvoud meervoud
naamwoord zitkussen zitkussens
verkleinwoord zitkussentje zitkussentjes

het zitkusseno

  1. kussen in stoel of bank dat speciaal geschikt is om op te zitten
    • Voorop is een stevige ankerrol en een nette opbergruimte met zitkussen erboven. Vrij ver naar achter is een ronde console met sportstuur, een klein ruitje en een piepklein zitje ervoor.[2] 
    • De bom was naar verluidt verstopt onder het zitkussen van de geleerde en ontplofte tijdens de les. ,,Onze les was net begonnen toen we een explosie hoorden en het licht uitviel, zei een leerling op de religieuze school in Charikar. Een docent sprak over een ,,laffe en gewelddadige aanslag.[3] 
    • Ik kijk nog één keer naar de maan boven mij, en ga dan naar binnen. Ik leg het zitkussen tegen het hout van de elektrakast, en vlij mijzelf in mijn hoekje aan de navigatietafel.[4] 
98 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[5]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Telegraaf EPCO ONGERING 13 jan. 2018
  3. de Telegraaf 09 mei 2017
  4. de Telegraaf JOSHUA VAN EIJNDHOVEN 29 jan. 2017
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be