zilveruitje
- Geluid: zilveruitje (hulp, bestand)
- IPA: / ˈzɪlvərˌœycə / (4 lettergrepen)
- zil·ver·ui·tje
- samenstelling van zilver bn "glimmend wit" en uitje zn "kleine ui" ; tegenwoordig ook op te vatten als zilverui met het achtervoegsel -tje
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zilverui | zilveruien |
verkleinwoord | zilveruitje | zilveruitjes |
het zilveruitje o
- verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord zilverui
- (groente) kleine in zuur ingelegde bol van Allium cepa met een zilverwitte kleur (wikidata: zilveruitje )
- Wil je daar wat zilveruitjes bij.
- Het verkleinwoord is meest gangbare vorm, maar doordat men ook van zilverui is gaan spreken kan het niet meer louter als een zelfstandig verkleinwoord (dim. tant.) worden beschouwd.
- Het woord zilveruitje staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zilveruitje" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be