• zie·ne·res
  • afgeleid van ziener met het achtervoegsel -es.
enkelvoud meervoud
naamwoord zieneres zieneressen
verkleinwoord zieneresje zieneresjes

de zieneresv

  1. (religie) vrouw die door een godheid ingegeven vermaningen of toekomstvoorspellingen verkondigt
78 % van de Nederlanders;
71 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be