zestigplusser
- zes·tig·plus·ser
- Samenstellende afleiding van zestig en plus met het achtervoegsel -er
- afleiding van zestigplus met het achtervoegsel -er
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zestigplusser | zestigplussers |
verkleinwoord | zestigplussertje | zestigplussertjes |
de zestigplusser m
- iemand van zestig jaar of ouder
- Het entreekaartje voor het museum is voor zestigplussers twintig procent goedkoper.
- Het woord zestigplusser staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.