• zes·ti·ger
  • afgeleid van zestig met het achtervoegsel -er
enkelvoud meervoud
naamwoord zestiger zestigers
verkleinwoord zestigertje zestigertjes

de zestigerm

  1. iemand met een leeftijd tussen de 60 en 70 jaar
    • Het entreekaartje voor het museum is voor zestigers twintig procent goedkoper. 
     Het was een eigenaardige zestiger met een Chriet Titulaer-baard, gehuld in een rok.[1]
99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[2]
  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be