Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zes·tig·ja·ri·ge
Woordherkomst en -opbouw

Bijvoeglijk naamwoord

zestigjarige

  1. verbogen vorm van de stellende trap van zestigjarig
    • De vulkaan werd weer actief na een zestigjarige periode zonder uitbarstingen. 
Schrijfwijzen
enkelvoud meervoud
naamwoord zestigjarige zestigjarigen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

zestigjarige m / v

  1. levend wezen dat 60 jaar oud is of iets dat 60 jaar bestaat
    • De zestigjarige wandelt op zondagmiddag met zijn vrouw. 
Schrijfwijzen
Verwante begrippen

Gangbaarheid