• zelf·zuch·tig·heid
enkelvoud meervoud
naamwoord zelfzuchtigheid zelfzuchtigheden
verkleinwoord

de zelfzuchtigheidv

  1. egoïsme; alleen gericht op het eigenbelang
    • De straat op gaan voor lage dieselprijzen
      terwijl we stikken is geen heldendaad.
      Een opstand die om egoïsme gaat,
      zal slechts zelfzuchtigheid een dienst bewijzen.[2]
       


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Ilja Leonard Pfeijffer19 december 2018 Knalgeel sonnet