Foto van de zeewijding in Oostende (1912)
  • zee·wij·ding
enkelvoud meervoud
naamwoord zeewijding zeewijdingen
verkleinwoord - -

de zeewijdingv

  1. (religie) (rooms-katholiek) jaarlijkse traditie in Vlaamse vissersplaatsen waarbij een priester de zee zegent om bescherming voor de vissers te vragen
     Onder de talrijke evenementen zij vermeld de zeewijding, de jaarlijkse zegening van de zee, die op zondag 15 juli wordt gevierd.[2]
     In het derde hoofdstuk staat de volkscultuur van de vissersgemeenschappen centraal: de opleiding met de typische uitwisseling van ervaringen en deskundigheid van vader op zoon, het leven aan wal van de vissersvrouwen, de religieuze leefwereld met ex voto's, zeewijdingen, processies en bedevaarten.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Kortweg” (28 juni 2001) op nrc.nl  
  3.   Weblink bron
    Ludo Vandamme
    Bibliografie 2000 in: De Franse Nederlanden / Les Pays-Bas Français., jrg. 26 (2001), Stichting Ons Erfdeel, Rekkem, ISBN 9075862539, p. 229