Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zeef·plaat
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zeefplaat zeefplaten
verkleinwoord zeefplaatje zeefplaatjes

Zelfstandig naamwoord

de zeefplaatv / m

  1. (zoötomie) structuur op het achterlijf van een aantal spinnen die deze in staat stelt zeer fijne draadjes te produceren
  2. (plantkunde) horizontaal, geperforeerd tussenschot in de zeefvaten (zie ook floëem, zeefcel)
  3. (techniek) zeef in de vorm van een plaat
    • Vóór de zeefplaat is een inlaat voor de pulp en een uitlaat voor de plastics aangebracht  [2]
  4. (anatomie) lamina cribrosa van het zeefbeen waar de fila olfactoria (reukdraden) doorheen lopen
Synoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen