zeefplaat
- zeef·plaat
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zeefplaat | zeefplaten |
verkleinwoord | zeefplaatje | zeefplaatjes |
- (zoötomie) structuur op het achterlijf van een aantal spinnen die deze in staat stelt zeer fijne draadjes te produceren
- (plantkunde) horizontaal, geperforeerd tussenschot in de zeefvaten (zie ook floëem, zeefcel)
- (techniek) zeef in de vorm van een plaat
- Vóór de zeefplaat is een inlaat voor de pulp en een uitlaat voor de plastics aangebracht [2]
- (anatomie) lamina cribrosa van het zeefbeen waar de fila olfactoria (reukdraden) doorheen lopen
- [1] cribellum
- Het woord 'zeefplaat' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.