wybertje
- wy·bert·je
- eponiem: genoemd naar de Zwitserse arts E. Wybert met het achtervoegsel -tje, in de betekenis van ‘ruitvormig dropje’ voor het eerst aangetroffen in 1966 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ||
verkleinwoord | wybertje | wybertjes |
het wybertje o dim. tant.
- (snoepgoed) een bepaald soort hoestdropje in de vorm van een ruit
- Een doos wybertjes.
- (figuurlijk) een ruit
- Het woord wybertje staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "wybertje" herkend door:
84 % | van de Nederlanders; |
15 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "wybertje" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be