• wor·sten·brood·je
[2] enkelvoud meervoud
naamwoord - -
verkleinwoord worstenbroodje worstenbroodjes

het worstenbroodjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord worstenbrood
  2. dim. tant. (voeding) broodje waarin een worstje is gebakken
    • Als er gesnoept moet worden, bestelt hij een enkele keer een worstenbroodje, (...) [2]
  • Een worstenbroodje, een broodje worst en een klein worstenbrood zijn drie verschillende versnaperingen: een broodje worst is een gewoon broodje dat met een worstje of plakjes worst is belegd, een worstenbroodje is van gewoon brooddeeg waarin een worstje wordt meegebakken en een worstenbrood is van bladerdeeg, waarin een of meer worstjes worden meegebakken; een klein worstenbrood is in het spraakgebruik een saucijzenbroodje.
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]