woonwarenhuis
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- woon·wa·ren·huis
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | woonwarenhuis | woonwarenhuizen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het woonwarenhuis o
- een warenhuis dat zich richt op het verkopen van materialen en meubelen voor de inrichting van woningen