Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • woon·win·kel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord woonwinkel woonwinkels
verkleinwoord woonwinkeltje woonwinkeltjes

Zelfstandig naamwoord

de woonwinkelm

  1. (bedrijf) winkel die zich richt op het verkopen van materialen en meubelen voor de inrichting van woningen
    • Bent u op zoek naar een woonwinkel? 
Vertalingen
Verwante begrippen

Gangbaarheid