witgoedwarenhuis
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- wit·goed·wa·ren·huis
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | witgoedwarenhuis | witgoedwarenhuizen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het witgoedwarenhuis o
- een warenhuis dat zich richt op het verkopen van witgoed