woonwagenkamp 2014
  • woon·wa·gen·kamp
enkelvoud meervoud
naamwoord woonwagenkamp woonwagenkampen
verkleinwoord woonwagenkampje woonwagenkampjes

het woonwagenkampo

  1. plaats waar meerdere woonwagens bij elkaar (mogen) staan
    • De moord in Zoetermeer is één van de twee dubbele liquidaties dit jaar. René (49) en Reneetje van Doorn (23), twee bewoners van een woonwagenkamp in Zoetermeer, konden geen kant op toen ze wachtend in hun Mercedes bij een sportschool onder vuur werden genomen. De schutter wachtte ze op in een BMW. Vader en zoon stierven ter plekke.[2] 
    • Ik rolde nog net niet van de bank af van het lachen. Frans Bauer als prototype van De Gewone Nederlander, dat kan alleen de grachtengordel bedenken. Want Franske komt van een woonwagenkamp, drinkt koffie met zijn fans, loopt graag in een T-shirt en zingt in begrijpelijk Nederlands.[3] 
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Telegraaf MICK VAN WELY 20 dec. 2017
  3. Tubantia Angela de Jong 12-DECEMBER-2017