Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • woon·ver·gun·ning
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord woonvergunning woonvergunningen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de woonvergunningv

  1. officiële toestemming om ergens te wonen
    • Ook wil het CDA van het gemeentebestuur weten of het mogelijk is een koppeling te maken tussen de toetsing van de WOZ-waarden, de woonvergunningen én de huisnummers. [2] 
    • Het voorstel dat al op tafel lag om mensen een woonvergunning te geven als ze al voor 2003 in hun recreatiehuis woonachtig waren, zou nu worden ingetrokken. [3] 
    • "Achteraf wordt nu gesteld dat er geen woonvergunning was toen het beheerdersechtpaar er destijds woonde, maar bewoning werd gedoogd", weet de secretaris van de stichting nu. [4] 
Vertalingen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen